OPGELET
: WIJZIGING
(in het blauw gedrukt)
Standard
FCI N°182 / 06/03/2007 /
DATUM VAN PUBLIKATIE ORIGINELE STANDAARD : 06.03.2007
GEBRUIK
: Waak- en begeleidingshond.
F.C.I.
CLASSIFICATIE : Groep
2 Pinschers, Schnauzers -
Molossers - Zwitserse Sennenhonden
Sectie
1 Pinschers en Schnauzers.
Zonder
werkproeven. .
KORT
HISTORISCH OVERZICHT
: De schnauzer werd in het zuiden van Duisland oorspronkelijk gebruikt als
stalhond wegens zijn
affiniteit met parden. In de volksmond
werd hij "Rattler" genoemd, omdat hij uitstekend in staat was ratten
te vangen en in een
handomdraai te doden. Bij de oprichting van de Pinscher Schnauzer Klub
in het jaar 1895 werd hij geregistreerd als ruwharige pinscher.
ALGEMEEN
VOORKOMEN :
Middelgroot, krachtig, eerder gedrongen dan slank, ruwharig. .
BELANGRIJKE
VERHOUDINGEN :
kinderen, onomkoopbaar waakzaam, zonder een keffer te zijn. Sterk
ontwikkelde ziijntuigen, schranderheid, africhtingsgeschikt, onverschrokkenheid,
uithoudingsvermogen, alsmede weerstandsvermogen tegen slecht weer en ziekten,
geven de schnauzer alle
vereisten om een uitstekende gezins-, waak- en begeleidingshond te zijn, die
ook gebruikshondeigenschappen bezit.
HOOFD
Schedel
: Is krachtig en langgestrekt, zonder sterk afgetekende achterhoofdsknobbel.
Het hoofd moet bij de substantie van de hond
passen. Het voorhoofd is vlak en verloopt zonder rimpels parallel ten
opzichte van de neusrug.
Stop : Wordt door de wenkbrauwen duidelijk benadrukt.
Neus
: De neusspiegel is goed gevormd met grote neusgaten en altijd zwart.
Voorsnuit
: Eindigt in een afgestompte wig. De neusrug is recht.
Lippen
: Zwart, strak en glad aanliggend aan de kaken, mondhoek gesloten.
Kaken/Gebit
: Krachtige boven- en onderkaak. Het volledige schaargebit (42 elementen
gelijk aan gebitsformule) is krachtig ontwikkeld,
goed sluitend en zuiver wit. De kauwspieren zijn krachtig ontwikkeld,
maar mogen niet zo sterk tonen, dat de bakken de rechthoekige hoofdvorm (met
baard) verstoren.
Ogen
: Middelgroot, ovaal,
naar voren gericht, donker, met levendige uitdrukking, oogleden goed gesloten.
Oren
: Hangoren, hoog aangezet, V-vormig, de binnenkant tegen de wangen aanliggend,
gelijkmatig en naar voren in de richting van de
slapen gedragen, waarbij de parallelle vouwen niet boven de schedel uit mogen
komen.
HALS
: De sterke gespierde nek heeft een naar boven verlopende welving. De
hals gaat harmonisch over in de schoft. Krachtig
geplaatst, slank, edel gebogen en bij de substantie van de hond passend.
De keelhuid ligt strak aan, zonder plooien.
LICHAAM
:
Bovenbelijning
: Van de schoft naar achteren, licht hellend verlopend.
Schoft
: Vormt het hoogste punt van de bovenbelijning.
Rug
: Krachtig, kort en stevig.
Lendenen
: Kort, krachtig en diep. De afstand van de laatste rib tot aan de heup
is kort, waardoor de hond een gedrongen verschijning heeft.
Bekken : Licht afgerond verlopend, onmerkbaar overgaand in de staartaanzet.
Borst
: Matig breed, in de doorsnee ovaal, tot de elleboogreikend.
De voorborst wordt door de borstbeenpunt duidelijk markant gevormd.
.
Onderbelijning
en buik :
Flanken niet overmatig opgetrokken, met de onderzijde van de borstkas een mooi
gebogen lijn vormend.
Staart
: Natuurlijke staart. Fokdoel is een sabel-of
sikkelstaart
LEDEMATEN
VOORHAND
:
Algemeen :
De voorbenen zijn van voren bezien, stevig, recht en niet nauw gesteld.
De onderarmen staan, van opzij bezien, recht.
Schouders
: Het schouderblad ligt stevig tegen de ribbenkast aan, is aan beide kanten
van de schouderbladkam goed gespierd en
steekt boven de doornuitsteeksels van de borstwervels uit. Zo schuin en
goed teruggelegen als mogelijk bedraagt de hoek t.a.v. de horizontaal ongeveer
50°.
Opperarm
: Goed tegen de romp aanliggend,
krachtig en gespierd, hoek t.a.v. het schouderblad ongeveer 95 - 105°.
Ellebogen
: Goed aanliggend, noch naar binnen, noch naar buiten uitdraaiend.
Onderarm
: Van alle kanten bezien volledig recht, krachtig ontwikkeld en goed gespierd.
Polsgewricht
: Krachtig, stabiel, slechts onmerkbaar van de structuur van de onderarm afwijkend.
Voormiddenvoet
: Van voren bezien loodrecht, van opzij bezien iets schuin geplaatst, krachtig
en licht verend.
Voeten
: Kort en rond, tenen nauw tegen elkaar aanliggend en gewelfd (katvoet), met
korte, donkere nagels en stevige voetzolen.
Algemeen
: Van opzij bezien schuin
geplaatst, van achteren bezien parallel verlopend, niet nauw gesteld.
Bovenbeen
: Matig lang, breed
en krachtig gespierd.
Knie
: Noch naar binnen noch naar buiten gedraaid.
Onderbeen
: Lang en krachtig, pezig, overgaand in een krachtig spronggewricht.
Spronggewricht
: Duidelijk gehoekt, krachtig,
stabiel, noch naar binnen, noch naar buiten gericht.
Hak
: Kort en loodrecht
op de bodem staand.
Voeten
: Tenen kort, gewelfd en nauw tegen elkaar aan liggend, nagels kort en zwart.
voren geplaatst. Rug, spierbanden en gewrichten zijn vast.
HUID
: Nauw aansluitend aan het hele lichaam.
VACHT
STRUCTUUR :
Het haar moet draadachtig hard zijn en dicht ingeplant. Het bestaat uit
een dichte onderwol en in geen geval te kort,
hard dekhaar, dat goed aanligt.
Het
dekhaar is ruw, lang genoeg om de textuur aan te kunnen tonen en is noch ruig,
noch golvend. Het haar aan de benen heeft de
neiging niet zo hard te zijn. Op de schedel en aan de oren is het kort.
Als typisch kenmerk geldt een niet te zachte baard aan de
voorsnuit en borstelige wenkbrauwen, die de ogen licht overschaduwen.
KLEUR
Voor
peper en zoutkleurig geldt als fokdoel een gemiddelde schakering van gelijkmatig
over het lichaam verdeelde goed gepigmenteerde pepering en grijze onderwol.
Toegelaten zijn de kleurnuances van donker ijzergrauw tot zilvergrijs.
Bij alle kleurnuances behoort een
donker masker, dat de uitdrukking accentueert en die in harmonie moet zijn met
de te onderscheiden kleurslag. Duidelijk lichte
aftekeningen aan het hoofd, op de borst en aan de benen zijn ongewenst.
GROOTTE
EN GEWICHT
Schofthoogte
: Reuen en teven :
45 tot 50 cm.
Gewicht
: Reuen
en teven : 14 tot 20 kg.
FOUTEN
: Iedere afwijking van de bovengenoemde punten moet als fout worden aangemerkt
en de beoordeling van de ernst van de
fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet.
In
bijzonder :
ZWARE FOUTEN :
N.B.
: Reuen moeten duidelijk twee normaal
ontwikkelde teelballen hebben, die geheel in het scrotum zijn ingedaald.